“Je bent een beetje als een kaars. Een vlam. Je danst met alle winden mee, bent prachtig om te zien en je verdwijnt als je in het nauw komt. Ik heb geprobeerd dichterbij te komen, maar ik bezeer me elke keer weer. Het is waar wat ze zeggen: wie zijn vingers brandt, moet niet met vuur spelen.”
Ze knikte bijna onmerkbaar. Ze wist wel dat hij gelijk had, maar dat wilde ze niet toegeven. Iedereen zegt altijd dat koud vuur niet bestaat, maar ze is ervan overtuigd dat zij het is. Niet omdat ze niemand pijn doet, maar omdat ze weinig voelt. Een kleine traan wist te ontsnappen.
Hij zag het. Zoals hij altijd alles zag. Hij drukte een kus op haar voorhoofd en fluisterde in haar oor dat hij niet wilde dat hun liefde dooft. Ze smolt.
Ik wil weer meer fictie schrijven, dus ik heb fictie-vrijdag in het leven geroepen.