Hij zat op zijn gemak. Ik op het puntje van mijn stoel. De hele setting was niet aan mij besteed, maar ik wist dat we hier doorheen moesten. We wilden hier allebei heen. Kijken of er nog iets te redden viel. Ik keek vooralsnog naar mijn nagels. Naar hem kijken kon ik niet, want ik ergerde me al dood aan alleen maar zijn ademhaling. Aan het feit dat hij bestaat. Hoe heeft het in godsnaam zo ver kunnen komen? De therapeut vraagt hoe het met ons gaat. “Goed,” bromde hij. Nu keek ik wel naar hem. Heeft hij in een andere wereld geleefd dan ik de laatste week? Zat hij in een andere relatie dan ik? Is hij vergeten dat hij een bord naar mijn hoofd gooide, waarvan de wond nog duidelijk zichtbaar is boven mijn wenkbrauw? “Mooi,” antwoordde de therapeut. Godver. Het is ook een echte man, met de fijngevoeligheid van een doodgeslagen kikker. Blijkbaar doet mijn mening er ook niet toe. Hoe ik vind dat het gaat. Na een half uur geluisterd te hebben naar wat voor ellendig mens ik eigenlijk was, stond ik op. Ik zei dat ik niet meer wilde; het was op tussen ons. We gingen weg, zonder dat we afscheid van elkaar namen. Hier scheidden onze wegen. Letterlijk en figuurlijk. Een doodlopende straat waren we, met eenrichtingsverkeer.
4 reacties
Mooi geschreven.
Dank je wel.
Doet me denken aan dat liedje ‘Ergens is het fout gegaan’ van Eefje de Visser en ene Alex Huppeldepup.
Ken ik niet! Zo even opzoeken.