“Hai, lief.” Hij schopt zijn schoenen uit, pakt een biertje uit de koelkast en ploft met een zweetgeur naast haar neer. “Kus?”. Ze kijkt hem vluchtig aan en staat op. Hij haalt zijn schouders op en schakelt de tv over naar een sportzender. Tiet voor ‘n pafke. Zoals gewoonlijk ast hij naast de asbak en gooit hij zijn voeten op tafel. “Hé schat, wat eten we?” Wederom wordt hij genegeerd. Pas nu, een uur later, begint er iets bij hem te dagen. Zal ze boos zijn, vraagt hij zich vertwijfeld af. Hij staat op en loopt naar de keuken. “Lief, ben je boos op me? Heb ik iets verkeerd gedaan? Wat is er?”, vraagt hij. Een uitgebreider antwoord dan een vuile blik, daar kan hij naar fluiten. Al smijtend met de deurtjes van de keukenkastjes en pannenlappen begint ze met koken. Worteltjes, want die haat hij. Met peulen, want daar moet hij van overgeven. Als de groenten nog keihard zijn, maar ach, we noemen het gewoon beetgaar, gaat ze aan tafel zitten. Ze roept hem niet, maar zucht een keer en begint klagend te eten. “Lief, ik heb echt het idee dat er iets is. Wat is er?” “Nee, niks, laat maar.”
Eén reactie
Geweldig! Leuk geschreven.. Als ik ‘nee niks’ zeg tegen mijn vriend weet hij ook meteen dat er wel degelijk iets aan de hand is. En daar hoef ik niet eens iets voor te doen ^^