“Waar denk je aan?”, vraagt hij, terwijl ik ogenschijnlijk achteloos een steentje in het water gooi. Ik open mijn mond om weer het gebruikelijke antwoord te geven: “niks”. Toch houdt iets me tegen. Misschien is het hoe rusteloos hij constant om zich heen kijkt of omdat het me irriteert dat hij weer iets vraagt om de stilte te verbreken. Hoe kan hij na al die jaren nog niet weten dat hij me op sommige momenten gewoon met rust moet laten? Waarom ziet hij nog steeds niet aan me wanneer ik wil dat hij iets vertelt over zijn dromen in plaats van te vragen naar mijne? Ik begin te ratelen. “Ik houd gewoon zo van het leven. Zo anders dan jij. Ik houd van de bomen, van de lucht, van het water, van de rimpels die erin verschijnen als ik mijn steen erin gooi.” Mijn stem gaat omhoog en ik moet even stoppen om na te denken. Wat kan ik nog meer zeggen zonder… Nee, ik stop met nadenken en flap eruit wat er in me opkomt. “Ik hou van de mieren die hier over mijn been lopen en die jij constant op jouw benen dooddrukt, ik houd van de stille dingen waar jij altijd doorheen moet praten en ik hou van mensen met een karakter en rauwe momenten. Ik houd van de kleine dingen, terwijl jij nergens echt van houdt en altijd iets nieuws nodig hebt. Kan je nou niet gewoon eens om je heen kijken en het geluk proeven?” Hij werpt me omver en kust me. “Ik weet toch al hoe je proeft.”
6 reacties
Wauw wat een mooi stukje!
Dank je!
Mooi!
Dank je wel!
Grappig dat je het altijd bij een onschuldige spanning laat. Van waar geen verhalen die er verder op in gaan?
Daar ben ik te onschuldig voor.