“Je dacht zeker dat ik niet zou komen, hè?”, vraagt hij, terwijl hij me aankijkt met die veel te sprekende ogen van hem. Ik zie de glinstering, de pret, het genot en ik moet puberaal grinniken om ‘komen’. Flauw, ik weet het, maar hij doet rare dingen met mijn binnenste en ik heb geen idee hoe ik me ertegen moet verzetten. Het klinkt misschien alsof ik het niet eens probeer, maar ik ben kansloos tegen de chemie die er tussen ons bestaat. Nog met iets van twijfel in mijn lichaam laat ik hem binnen. Ik houd mezelf voor dat we een biertje of twee drinken en verder niets, want hij kwam ‘alleen maar een biertje drinken’. Alsof ze geen kroeg hebben in zijn woonplaats; het is een slap excuus en ik trap er maar al te graag in. Hij ploft op mijn bank en kijkt nog eens om zich heen. “Het ziet er nog precies zo uit als ik me kan herinneren. Alsof de tijd heeft stilgestaan. En tussen ons is er volgens mij ook niets veranderd.” Ik neem een slok van mijn Radler om tijd te rekken en ben bijna in staat weer te gaan roken om mezelf een houding te kunnen geven. Hij ruikt mijn zwakke moment en geeft me een zachte kus in mijn nek. Hij heeft gewonnen.
2 reacties
Oh shit hallo dit klinkt zó fijn.
Haha. <3