“MAAAAAAAAAAAAAAM! Zijn we er al?” Nee.” “O. Mam, weet je, vorige week was ik met wat vriendjes en – hee wow kijk een luchtballon!!! – en toen gingen we verstoppertje spelen en toen werd ik als laatste gevonden en toen had ik dus gewonnen! Ik moet trouwens plassen, mam. Mam, heb je iets te eten? Mam?”
Misschien valt je iets op aan bovenstaand dialoog. Of nou ja, meer een monoloog. Ik praat veel. Heel Veel. Van de hak op de tak (van de hash op de tag) en het gaat van koetjes naar kalfjes, van bijtjes naar bloemetjes en andersom. Dit is niet iets van de laatste jaren en ik heb dan ook tot in het diepste van mijn hart medelijden met de mensen die mij al kennen sinds ik praten kan. Ik praat tijdens het eten, tijdens het douchen, tijdens het slapen (true story), lever megaveel commentaar tijdens het kijken van tv, in de bios wissel ik af tussen chocoladechips kauwen en praten. Ik ben best wel goed in het vertellen van (slechte) verhalen en ik vind het nog leuk ook. Mijn moeder vindt het op sommige momenten toch beduidend minder leuk. Vroeger kon ze dat nog makkelijk oplossen. “Lenn, spelletje doen?” “Oké! Leuk! Wat gaan we doen dan? Mam? Is het leuk? Hoe gaat het dan? VERTEL DAN!!!!!!” “Wie het langst mogelijk zijn mond kan houden.”
Sindsdien heb ik dus een hekel aan spelletjes, competitief zijn en aan in het ootje worden genomen.