Het was heet die dag. Zweetdruppels rolden van zijn voorhoofd naar beneden en bleven steken in zijn borstelige wenkbrauwen. Hij nam de moeite niet om ze weg te vegen. Liever knipperde hij extra met zijn ogen als de druppels te dichtbij kwamen. Dingen deed hij vaak zo: het moest makkelijk gaan, of helemaal niet. Ik observeerde hem, tussen de grassprieten voor mijn gezicht door. Het was een prachtige man om te zien. Ik kon uren naar hem kijken zonder me te vervelen. Eigenlijk deed ik dat ook nogal vaak, want we hielden van de stilte. In die stilte had ik alle tijd om hem te bestuderen. Soms wilde ik de stilte verbreken en hem vertellen dat hij de mooiste man was waar ik mijn ogen ooit op mocht laten rusten. Maar ik deed het nooit. Die woorden had ik al duizend keer opgeschreven, hardop uitgesproken als ik alleen was, doorgekrast, herschreven en opnieuw uitgesproken. Maar geen van allen konden uitdrukken wat ik voelde. Wat het meest in de buurt kwam, was: ‘als ik al weet wat liefde is, dan weet ik dat door jou’. Maar ik wist dat ik van niks wist.
2 reacties
Wauw :) Erg leuk geschreven!
Wow echt mooi (: